Bleekjes en voorzien van een infuus wordt ze meegenomen door vrolijke ambulancebroeders, die grapjes makend met haar verdwijnen in de lift. Een half uur later wordt ze door het broederschap van de ambulancedienst -tegen de wil van haarzelf en onze familie in- gereanimeerd na een maagbloeding en een daaropvolgende hartstilstand.

Terug uit de dood

“Ik ben blij dat ik er weer ben”, vertrouwt ze me toe als ik ongerust bij haar aankom na een belletje van het ziekenhuis. “Anders had ik nu niet met je kunnen praten.” Zo eenvoudig ligt het, realiseer ik mij. Wat vorig jaar haar innige wens was, blijkt nu niet meer te gelden. Dat is kennelijk wat ambulancemedewerkers doen: terugbrengen uit de dood, ongeacht leeftijd, ziekte, of omstandigheid. Ik heb er gemengde gevoelens bij, maar dat is nogal logisch vertellen hulpvaardige verzorgers mij. Mijn moeder is er weer.

Niet terug naar revalidatiehuis

Ze gaat niet terug naar dat revalidatietehuis waar een arts rondwaart die mensen, zoals mijn moeder (95-plus) niet behandelt, maar laat sterven. Een arts die geen diagnoses kan stellen, omdat hij zijn huiswerk niet doet. Een echte Dokter Death!

Verpleeghuis

Fris en fruitig zit ze inmiddels, voorzien van een flinke plens hoogstnoodzakelijk nieuw bloed, in haar rolstoel in haar nieuwe ambiance; het verpleeghuis. Het is een klein gebouw met drie etages en nog ouderwetse, kleine kamers. Maar wel met een eigen badkamer en een piepklein keukentje, waar we koffie kunnen zetten, de afwas doen en de vazen voor de bloemen kunnen vullen.

Mantelzorger met zorgen

Zoals het een goede mantelzorger past, maak ik mij zorgen. Bijvoorbeeld om het feit dat ze al weer een keertje gevallen is, dat ze zonder rollator de boer opgaat, dat ze niet weet hoe je die op de rem moet zetten, dat ze zich niet kan herinneren of mijn broer is geweest, mijn zoon, mijn kleindochter, wat en óf ze gegeten heeft.

Of ze ook vergeet dat ik elke dag kom, weet ik niet zeker, maar vermoedens heb ik wel. Wat een rotziekte is Alzheimer toch. Maar elke morgen als ik mijn hoofd om de deur van haar appartementje steek, roept ze blij verrast: “Wat ben je lekker vroeg.” Ongeacht het tijdstip.

De zorg in het verpleeghuis

De eerste schermutseling met de zorg heb ik al weer achter de rug. Ja, erg hoor, die verpleeghuizen, arme oudjes, ik mompel wat mee met de algemene opinie en verbaas me over mijn ongenuanceerde meewaaimentaliteit. Er is zoveel om je zorgen over te maken, dat ik besluit mij niet meer druk te maken over een wc-rol. Heel belangrijk als je zonder zit, maar inmiddels heb ik geregeld dat er nu vijf nieuwe rollen klaarstaan bij moeder. Er zijn ernstigere dingen zeg ik tegen mijzelf. Het valt wel mee allemaal…

Nachtmerrie over wc-rollen

Tijdens de gezamenlijke lunch in het restaurant eet ik een boterhammetje mee. Als de collega’s van moeder mij vragen hoe ik dat heb gedaan, dan weet ik zeker dat ik droom. Zij hebben meestal maar één wc-rol. Moeder heeft er nu vijf. Hoe krijg je dat voor elkaar, roepen ze bozig.

Even waan ik mij in een akelige nachtmerrie waaruit ik, bedolven onder honderden rollen wc-papier, ontwaak. Ik troost me met de gedachte dat ik mijzelf als professional door dit akkefietje aardig op de kaart heb gezet. Ze (de zorg) weten nu dat ik dingen kan aanpakken en tot een goede oplossing kan brengen. Zo doe je dat, jezelf als mantelzorger profileren! Veel kabaal maken om kleine dingen.

Als ik uitleg wat ik voor elkaar heb gekregen aan moeder, kan ze zich er niets van herinneren. Ontspannen gaat ze zitten op haar eigen toilet in haar eigen badkamer met voldoende wc-papier.

Fotografie: Romi Tweebeeke