Ondertussen volgde ik een cursus van het verpleeghuis waarbij ik leerde hoe ik mijn vrouw kon verzorgen en hoe ik haar bijvoorbeeld van bed naar rolstoel kon helpen.

Ons huis werd aangepast. Er kwam een badkamer beneden met een goed toegankelijke douche en toilet. Toen alles gereed was, na een maand of 4, kwam mijn vrouw thuis. Ze leerde weer een beetje lopen en werd met rolstoel, trippelstoel en elektroscooter wat mobieler.

Kamperen

Tot 12 jaar geleden kampeerden we nog ieder jaar. We gingen de eerste 3 jaar naar een aangepaste camping. Verder gingen we naar een gewone camping in het voorjaar, veelal met onze jongste zoon met vrouw en twee kleinkinderen van 3 en 5 jaar. Dat was buitengewoon leuk.

Niet meer alleen

Tot een jaar of 4 geleden deed ik alles zelf. Maar nadat mijn vrouw gevallen was en meer zorg nodig had, waarschuwden kennissen mij: 'Je kan dit niet langer allemaal alleen doen. Je moet hulp inschakelen'. Vanaf dat moment kwam Buurtzorg ’s ochtends en ’s avonds. En later kwamen ze ook tussen de middag nog een keer. Heel fijn en het was ook echt nodig. Ik had het niet zo door. Je doet het gewoon. Maar het ging inderdaad niet meer.

Toen mijn vrouw 2 jaar geleden in het ziekenhuis belandde, werd romp-onbalans geconstateerd. Dat houdt in dat ze niet meer rechtop kunt blijven zitten of staan. Het werd al snel duidelijk dat ze niet meer terug naar huis kon komen. Nu woont ze in een verpleeghuis. Ik ben er iedere dag.

Zwaar

Natuurlijk is het best zwaar, de voortdurende zorg. Zeker toen mijn vrouw nog thuis was. Ik ben er nooit even tussenuit geweest de afgelopen 28 jaar. Wel kwam mijn oudste zoon om de 14 dagen een dag bij mijn vrouw, dan kon ik een dagje met mijn broer op pad. Fietsen, wandelen, fotograferen. Dat is heerlijk. En een vriendin van mijn vrouw kwam jarenlang elke 1e maandag van de maand de hele dag op bezoek. Hierdoor had ik gelegenheid een dag met de trein het land in te gaan. Ik heb toen veel musea bezocht.

Doener

Ik ben een doener, ik pak graag iets op. Nu mijn vrouw in het verpleeghuis zit, eet zij tussen de middag in de eetzaal met de andere bewoners. Alle bewoners krijgen een plastic slab om met eten. Als ik haar naar de eetzaal breng, doe ik bij mijn vrouw een slab om, maar ook bij de andere bewoners. De verzorging is immers al zo druk. ‘Daar komt de slabbenman’, zeggen ze als ik eraan kom.

Aandacht

Ik waardeer de aandacht die er is voor mantelzorgers. Ik kreeg vorig jaar weer een brief over het mantelzorgcompliment. Maar ik vroeg me af: ben ik nog wel mantelzorger nu mijn vrouw niet meer thuis woont? Ik vind het een mooie geste, dat mantelzorgcompliment. Niet dat ik het nodig heb, maar dat er oog voor is en de waardering die eruit spreekt, vind ik fijn. Ook de activiteiten die er zijn, waardeer ik, zoals de Mantelzorgsalon bij ons in het dorp met informatiemiddagen en uitjes. Het is prettig om ervaringen uit te wisselen met mensen die in een soortgelijke situatie zitten.