Mijn moeder signaleerde als eerste dat ik steeds minder ging opscheppen in de avond. Zij herkende symptomen van een eetstoornis en zag dat ik dunner werd. Ik had zelf op dat moment niet door dat ik steeds minder ging eten. Mijn huisarts herkende de symptomen, maar we zagen niet direct in hoe ernstig het was.

Ik werd aangemeld bij Centrum Eetstoornissen Ursula. Hier kon ik pas na een paar maanden terecht vanwege een lange wachtlijst. De kinderarts zag na een paar korte metingen dat het helemaal niet goed ging. Een aantal organen functioneerden niet optimaal, mijn hartslag was 35 slagen per minuut in rust en mijn lichaamstemperatuur was rond de 33 graden. Daarna ben ik direct opgenomen in het ziekenhuis.

Stopzetten van drijfveer

Op dat moment begreep ik niet wat er gebeurde en had ik moeite te geloven dat ik ziek was. De kinderarts en de PIT-verpleegkundige die aan huis kwam om advies te geven, gaven aan dat ik op de bank moest blijven liggen met een dekentje om zo min mogelijk energie te verbranden. Bewegen mocht niet en ik moest me aan een strak voedingsschema houden. Dit kostte me veel moeite, maar zo kon ik langzaam weer op gewicht komen. Zelfs de trap oplopen om bijvoorbeeld een boek te pakken was niet toegestaan.

Mijn autonomie was volledig afgenomen en na 2 dagen was ik de rust zat. Het voelde alsof mijn drijfveer om kennis en kracht te ontwikkelen ineens stop werd gezet. Sporten mocht niet meer en hele dagen aan school werken, om daar voldoening uit te halen, vonden ze ook te veel. Het voelde alsof ik gedwongen werd te stoppen met mezelf ontwikkelen.

Ik vond het echt zwaar overdreven. Ik dacht: ‘Als we nu een hardloopwedstrijdje doen, loop ik je er vierkant uit. Zo ziek ben ik dan toch niet?'. Daarnaast voelde ik me fysiek helemaal niet slap of ziek. Dat maakte het erg lastig me koest te houden. Zeker omdat sport erg belangrijk voor me was. Bijna al mijn zelfvertrouwen haalde ik uit sport en een goed uiterlijk. Daardoor lukte het me niet om me er écht bij neer te leggen.

School

Een meisje van school kwam af en toe mijn huiswerk langs brengen en de leraren uit het dorp brachten tussentijds de toetsen langs. Zo kon ik mijn huiswerk maken en mijn vwo-examen halen. Mijn plan was op dat moment om zo veel mogelijk grote opdrachten vooruit te maken en leuke dingen te doen wanneer ik beter zou zijn. Helaas is dat er nooit van gekomen.

Een veilige omgeving

Voor mijn broertje en zusje was het in het begin moeilijk om met mijn ziekte om te gaan. Ze begrepen niet wat er aan de hand was. Aan de buitenkant zie je niet direct iets aan me. Ze wilden me wel helpen, maar ik denk dat ze niet goed wisten hoe.

Mijn moeder stopte met werken om me te ondersteunen toen de diagnose gesteld werd. Ze begrijpt me en bij haar voel ik me meer vertrouwd dan bij wie dan ook. Thuis voelt voor mij als een veilige omgeving, waar ik me het meest op mijn gemak voel. Ik denk dat ik het alleen nu niet zou trekken. Dat gevoel van een veilige thuisbasis en vooral ook het gevoel van steun heb ik nu echt nog nodig. Ik denk dat een veilige plek en iemand die je vertrouwt en waarmee je kan praten, die je ook begrijpt en voor je klaarstaat, heel belangrijk zijn om beter te worden. Zonder mijn moeder had ik de strijd denk ik al lang opgegeven en dan had ik hier nu niet meer gezeten.

Passie

Bewegen is altijd mijn passie geweest. Het begon al vroeg met voetbal, tennis, snowboarden, schaatsen, hardlopen, golfsurfen en nu fitness. Sinds de brugklas gaf het me zelfvertrouwen en een sterk gevoel. Ik had het idee dat ik sportiever was dan sommige leeftijdsgenoten. Daar was ik wel trots op. Ik probeerde klasgenoten te enthousiasmeren en motiveren. Alsof ik ze op een positieve manier een beetje kon helpen hun grenzen te verleggen. Door met bijvoorbeeld krachtoefeningen aan mijn uiterlijk te werken kreeg ik het gevoel dat ik goed bezig was en mezelf ontwikkelde. Dit gaf me een beetje zelfvertrouwen, maar het was misschien achteraf wat te veel.

Gevoel van zelfvertrouwen

Voor ik ziek werd, was mijn streven sportief zijn. Een sterk lichaam te hebben en een leuke jongen te zijn. Ik verwachtte na hooguit 2 maanden weer beter te zijn. Ik dacht weer verder te kunnen gaan als ik wat kilootjes aankwam, omdat ik iets te weinig at. Dit duurt echter langer. Ik ben erachter gekomen dat een eetstoornis niet alleen met eten te maken heeft, maar dat er ook veel meer op psychologisch vlak meespeelt. Helaas ben ik nu in een andere fase terechtgekomen. Hierbij heb ik last van eetbuien, gevolgd door braken. Waardoor ik alsnog afval.

Nu ik weer mag sporten merk ik dat het niet meer zo goed gaat als vroeger. Ik ben minder snel en het geeft me niet meer het gevoel van zelfvertrouwen. Ik voel me minder energiek en ben soms zelfs bang om naar de sportschool te gaan. Dit maakt de drempel om te gaan een stuk hoger. Hoewel ik weet dat ik me na het sporten veel beter en energieker voel. Het is op dit moment vooral erg moeilijk om een leven zonder eten als middelpunt te hebben.

Op dit moment begeleiden de psycholoog en sociotherapeut van Centrum Ursula me nog. Zij bepalen wat we behandelen. Het belangrijkste waar we nu aan werken zijn de eetbuien.

Het is lastig om zelf aan te geven wat ik concreet nodig heb. Ik denk dat het krijgen van meer zelfvertrouwen op dit moment belangrijk is. Ook voldoening halen uit leuke activiteiten zou helpen. Misschien is nu de kern van het probleem wel dat ik in de periode van rust al het goede gevoel en het gevoel van voldoening uit activiteiten ben kwijtgeraakt. Dat maakt het soms zelfs moeilijk te bedenken waar ik het eigenlijk allemaal nog voor doe.

Ik heb nu vaak het idee dat ik mezelf ben kwijt geraakt. Ik heb er zelf weinig tot geen vertrouwen meer in, dat dat weer goed komt. De focus ligt zo op eten. Het zou beter zijn als ik niet meer van eetmoment naar eetmoment leef, maar ook eens uit kan kijken naar leuke dingen. Ik mis het gevoel van zelfvertrouwen en vooral ook het gevoel van voldoening. Ik baal ervan dat ik ooit ziek ben geworden. Het maakt me ook wanhopig, want ik heb niet het gevoel dat ik ooit weer de oude wordt.

Van betekenis zijn

Ik volg nu de opleiding tot fysiotherapeut en loop stage in het Ikazia ziekenhuis in Rotterdam. Het is ontzettend dankbaar werk waarbij ik veel verschillende patiënten begeleid. Met name het helpen van mensen geeft me het gevoel dat ik wat waardevols kan doen. Het is fijn wanneer het iemand lukt iets verder te lopen en zijn grens te verleggen. Of wanneer ik iemand met een leuke opmerking aan het lachen krijg. Dan weet ik dat ik iets kan betekenen.

Fotografie en interview: Fleur Kooiman