In het verpleeghuis waar mijn moeder woont, is de doorloop ook groot. Dat komt doordat oudere mensen de kans krijgen om langer in hun eigen huis te blijven wonen. Langer en zo lang mogelijk. Ook als dat niet meer gaat soms.

Wij, de naaste familie, willen onze ouderen niet zomaar in een verpleeghuis ‘opbergen’. Denkend aan onze eigen toekomst zien wij de soms afschrikwekkende voorbeelden van ouderen die in verpleeghuizen wonen voorbijkomen via de media.

De familie en mantelzorgers doen allemaal hun uiterste best om hun innige dierbaren zo goed mogelijk naar de zin te maken. Ze komen bijeen in vergadering, maken roosters, koken de lekkerste maaltjes voor hun geliefde objecten van zorg, doen de boodschappen, de was, bellen regelmatig met elkaar, spreken met de dokter, met het ziekenhuis, met de buren. Kortom er wordt een goedwerkend netwerk van zorggevers gesponnen rondom de thuiswonende.

Dat gaat goed totdat er iets gebeurt. Moeder, vader, zus, broer, tante, nicht of neef komt te vallen. In de badkamer, in de keuken, op het toilet, bij het uit bed stappen of bij het naar bed gaan. De thuiszorg is net geweest of komt pas weer de volgende ochtend. Het alarm werkt wellicht niet goed of er is geen deugdelijk alarm voor dit soort valpartijen.

Oorzaken

Het zijn deze valincidenten die er voor zorgen dat oudere mensen soms tegen hun wil in een verpleeghuis terechtkomen. Met een botbreuk, hoofdwond of onderkoeld als het slachtoffer niet zelf overeind kan komen. Of doordat iemand met dementie niet goed meer weet hoe je iemand moet bellen. De mensen die binnen worden gebracht door hun familie en/of mantelzorger zijn dan al behoorlijk op leeftijd, in verwarring door een ongeluk in huis, een noodlottige val etc.

Andere generatie

Mijn ervaring is dat nieuwkomers die zo het verpleeghuis binnenkomen, dermate zijn aangedaan door de opgelopen verwondingen en bijbehorend trauma dat zij niet meer kunnen wennen. De nieuwe omgeving, die zo anders is dan thuis, toen ze nog zeggenschap hadden over hun eigen leven. Ze verliezen de moed en levenslust om zich aan te passen en missen de kracht zich te laten gelden en voor zichzelf op te komen in een omgeving waar bijna alles wordt geregeld. Waar niet wordt gevraagd of ze mee willen doen aan de handwerkochtend maar er worden ‘geparkeerd’. De ouderen van de generatie van mijn moeder willen niet onbeleefd zijn, tegenspreken of klagen.

Medisch wonder

Dit geldt allemaal niet voor mijn moeder. Zij herstelde van de gecompliceerde beenbreuk die zij vorig jaar opliep na een noodlottige valpartij thuis. Waar de zorg net naar huis was en waar zij zo was gevallen dat ze niet bij haar alarm kon. Of het moeder haar vetlaagje was dat haar beschermde tegen de kou toen zij de nacht op de keukenvloer doorbracht of haar hang naar het leven, ze werd springlevend aangetroffen door de zorg de volgende morgen, die toevallig vroeg was.

Na ziekenhuisopname en daaropvolgende revalidatie in het centrum dat ik al eerder heb beschreven, werd moeder tot tweemaal toe voor een schrikbarend tekort aan bloed weer opgenomen in het ziekenhuis. Die 2e keer kreeg zij bij binnenkomst op de brancard een hartstilstand. Na reanimatie is zij als medisch wonder snel hersteld, loopt weer achter de rollator en beschrijft mij bij elk bezoek hoe mooi ze haar kamer vindt en wat een prachtig uitzicht zich via de beide ramen voor haar uitstrekt.

Mijnkwaliteitvanleven.nl - Maria

Zo ook gisteren, toen ik samen met haar de lunch gebruikte op haar kamer. Daar staan haar spulletjes uitgestald in een kastje, staat haar ‘luie’ stoel met uitzicht op één van de ramen met dat mooie uitzicht, hangen er vertrouwde schilderijtjes aan de muur, staan er plantjes in de vensterbank. Dan zitten we samen gezellig aan tafel ons broodje te eten, zo nu en dan met een haring of wat warme gebakken kibbeling van de viskar op de hoek. Daar geniet mijn moeder van en dan is het fijn om te horen dat ze zo blij is met mijn bezoek, ook al ken ik haar tekst van binnen en van buiten.

Maar gisteren ging het anders.

Na de lunch maken we meestal een wandeling naar buiten of naar de koffiecorner waar haar collega’s ook gaan zitten en waar ik dan wat fruit schoonmaak voor de ‘meisjes’. Terwijl ze puffend opstaat van de tafel en haar rollator pakt, draait ze zich om naar mij en zegt peinzend: 'Misschien kan jij hierin trekken als ik er niet meer ben'. Ik moet lachen en antwoord dat ik dat een goed idee vind maar dat ik voorlopig nog een tijdje in mijn eigen huis blijf wonen. Dan kijkt ze me doordringend aan en zegt: 'Het gaat sneller dan je denkt hoor'. Paf, die zit. Die neem ik even mee om nader te bekijken in een veilige omgeving.

Behalve dat ik vermoed dat mijn moeder er dan niet meer zal zijn als ik zo oud ben dat ik zelf zorg nodig heb, realiseer ik mij voor de eerste keer serieus dat er aan mijn leven ook een eind komt. Wie gaat er voor mij zorgen als ik zover ben is de vraag van het jaar. Ik heb er geen antwoord op en dat is nu nog niet zo erg. Maar als volgens het gelijk van mijn moeder ‘het sneller gaat dan je denkt’ dan moet ik binnenkort gaan mijmeren over mijn oude dag, het schrijven van een testament en het op papier regelen van mijn afscheid. Net nu het voorjaar eraan komt en mijn winterdip aan het verdwijnen is.

Uitstellen nog even maar, tot aan de zomer?

Dat lijkt mij voor nu een uitstekend idee en ik loop gewapend met de krant en zonnebril de trap af van mijn Amsterdamse binnentuintje waar mijn stoel met kussens klaarstaat om mij te troosten.

Gelukkig

Morgen ga ik weer naar mijn moeder toe. Met de krant van gisteren - voor de puzzel - en de schone was. Dan zal ze roepen dat ze zo blij is met mijn komst en dat ze zich gelukkig voelt in haar nieuwe ‘huis’ dat ze zo lekker geslapen heeft en dat zij zich niet stoort aan mopperende medebewoners.

Ik zal dan weer naar buiten lopen na een uurtje of 2, om mijn fiets te pakken en huiswaarts te trappen. Dan zal standaard een mevrouw in haar rolstoel die vaak buiten zit mij roepen en verklaren dat mijn moeder altijd hetzelfde antwoord geeft als zij aan haar vraagt of het leuk was met haar dochter: “Mijn dochter, was die er dan? Die komt bijna nooit hoor”. Dat doet mij geen verdriet want de keren dat ik met haar ben en zij met mij, zijn momenten in het nu. Intens en gelukkig. Morgen is ze weer blij en opgetogen, dat is mijn korte-termijntoekomst. Daar kijk ik naar uit, steeds weer.

Fotografie: Romi Tweebeeke