En het vervolg kwam de donderdag daarop, nu van de uroloog, en was al even stormachtig: een 2e scan toonde ook nog eens uitzaaiingen in de organen.

Rusteloze rustdag

En nu is het zondag. Rusteloze rustdag. Het zijn vreemde dagen, zo kort na die 2 van de donder en de doem. De ene keer wellen er allerlei vragen op die niemand kan beantwoorden, en zorgen die niemand kan wegnemen. De andere keer lijken die scans beelden uit een nare droom, waaruit ik – ja toch? – wel weer eens wakker zal schrikken, een angstvisioen vol gespikkelde geraamtes, een horrorfilm uit de B-klasse.

En dan besef ik weer dat het maar al te waar is: dat altijd ietwat theoretische prostaatcarcinoom met zijn abstracte afkortingen en zijn cijfertjes is een zeer concreet gevaar geworden.

Hopen en vrezen

Sinds de dag dat het gedonder echt begon, begin ik de ochtend met 2 tabletten Abirateronacetaat, een hele mond vol voor een bijzonder medicijn dat een paar jaar geleden nog niet op de markt was. Het schiet patiënten te hulp bij wie reguliere hormoontherapie niet meer werkt. Of het gaat werken, en hoe lang, dat wordt afwachten.

Tot nader orde moet ik het hebben van de hoop, net als mijn lief en mijn kinderen en andere dierbare naasten. Hoop is een mooi goedje, heel werkzaam en onuitputtelijk, althans: er is een hoop van.

Ik denk dat ik beurtelings ga hopen en vrezen, om beide reacties het volle pond te geven, want dat komt ze toe. Zowel de hoop als de angst getuigt van realisme. Hoop concentreert zich op de kansen die het leven laat, ook al houden die zich stilletjes op in de schaduw van de risico’s. Angst is zich bewust van dreigende moeilijkheden, maar omarmt daarin ook wat dierbaar en kostbaar is. Hopen en vrezen doe je met de ogen open. En elke dag 2 wie-weet-wonderpillen.