“Willen jullie eigenlijk geen kinderen?” Die vraag werd ons de laatste jaren steeds vaker gesteld. Niet zo vreemd, want veel mensen in onze omgeving – inclusief onze eigen broer en zus – hadden inmiddels een gezin en we waren dol op ons nichtje en onze neefjes.

Timing

We hadden er samen al vaak over gesproken. Sterker nog: op de dag dat we elkaar ontmoetten, in september 2011, kwam onze kinderwens al ter sprake. Maar in de jaren erna leek de situatie er steeds niet naar om er ook invulling aan te geven. Ik worstelde al sinds mijn puberteit met hevige vermoeidheid en pijnklachten rondom mijn gewrichten. Medische onderzoeken leverden behalve vermoedelijke diagnoses eigenlijk nooit wat concreets op.

Hoewel ik ondertussen mijn leven zo had ingericht dat ik mijn eigen ritme kon volgen, voelde ik me niet stevig genoeg om moeder te worden. Ik twijfelde of ik genoeg energie zou hebben om voor een kindje te kunnen zorgen. Als ik zelf al moeite had om overeind te blijven, hoe zou ik mijn kind dan een stevige basis kunnen bieden?

We besloten rustig te kijken of er verandering in de situatie zou komen. De kans bestond dat ik tegen die tijd te oud zou zijn om nog zwanger te raken. Dat risico waren we bereid om te nemen. We wisten inmiddels dat we met zijn tweeën ook een fijn leven hadden en zeiden tegen elkaar: als het moment daar is, merken we het wel.

Vorige zomer was het zo ver. Na een korte eerste zwangerschap die bij zes weken helaas misliep, werd ik vrijwel meteen opnieuw zwanger.

Hoog risico?

Omdat ik boven de veertig was, besprak mijn verloskundige me al aan het begin van de zwangerschap tijdens het wekelijkse multidisciplinaire overleg in het ziekenhuis.

Hier zou worden bepaald of ik een zogenaamde ‘hoog-risicomoeder’ was op wie extra gelet moest worden. Vanwege mijn leeftijd had ik een verhoogde kans op een hoge bloeddruk, op pre-eclampsie (zwangerschapsvergiftiging) of niet-optimale groei van de baby. Een soort aspirine (Ascal) die ik vanaf week twaalf werd geadviseerd te gaan slikken, kon dit helpen voorkomen.

(Het verhaal gaat onder de foto verder)

Sandra houdt babykleertjes omhoog
 
Ik werd uitgenodigd voor een voorlichtingsgesprek over deze medicatie met een gynaecoloog in het ziekenhuis. Tijdens het gesprek gaf de gynaecoloog duidelijk aan wat zijn voorkeur had: starten met Ascal én bevallen in het ziekenhuis, omdat dat veel veiliger zou zijn. “Ik snap niet dat er nog vrouwen zijn die thuis willen bevallen, zeker niet op jouw leeftijd! Als je eens wist wat ik allemaal al heb gezien...”.

Ook vertelde hij dat de bevalling waarschijnlijk bij week 39 ingeleid zou worden, omdat de placenta bij oudere moeders mogelijk minder goed werkt in de laatste twee weken. “Kom toch bij ons,” zei hij, waarmee hij bedoelde dat ik me beter nu al door het ziekenhuis kon laten begeleiden, in plaats van door mijn ‘eigen’ verloskundige.

We begrepen waarom de gynaecoloog de situatie op deze manier benaderde. Dat het zijn taak was om risico’s te vermijden, door in een zo vroeg mogelijk stadium maatregelen te treffen. En dat gezien mijn leeftijd de kans op complicaties statistisch gezien nu eenmaal groter was. We wilden onze ogen hier zeker niet voor sluiten, maar ons ook niet teveel focussen op wat er allemaal mis zou kunnen gaan.

Ik had mezelf in de loop van de jaren goed leren kennen en wist wat voor effect chronische stress op mij kon hebben. Hoezeer ik in mijn hoofd kon schieten en verkrampen, uit angst om te falen. En dát wilde ik nou juist niet aan ons kindje meegeven. Mede dankzij yoga en meditatie had ik geleerd om meer in het moment te zijn en ervaren hoeveel fijner het leven was als ik niet steeds op safe probeerde te spelen.

Als het later in de zwangerschap nodig bleek, zouden we ons zeker laten verwijzen naar het ziekenhuis en overal voor openstaan. Maar nu nog niet.

Controle

Bij iedere controle in de verloskundigenpraktijk kregen we goed nieuws over de groei en ontwikkeling van de baby. Toen de 39e week van mijn zwangerschap naderde, bracht de verloskundige de voorgestelde inleiding ter sprake. Omdat hier geen reden voor leek te zijn – volgens de laatste controle groeide ons kindje goed en was er nog voldoende vruchtwater – wilden Tom en ik liever wachten tot de bevalling spontaan op gang zou komen. De verloskundige kon zich hierin vinden en na overleg gaf ook het ziekenhuis groen licht om af te wachten tot de uitgerekende datum.

Wel ging ik naar de poli gynaecologie voor een gesprek over een eventuele inleiding in week 41, mocht ik dan nog niet bevallen zijn. De echo die deze middag werd gemaakt liet tot onze verbazing zien dat mijn vruchtwater bijna op was – wat toch duidde op een afgenomen werking van mijn placenta. De arts-assistent die me onderzocht stelde daarom voor om de inleiding alvast in te plannen. Haar bevindingen stonden zo haaks op die van de verloskundige, dat ik mijn verloskundige vroeg of zij ook een vruchtwatermeting wilde doen.

De volgende dag kon ik al terecht en werd het tekort aan vruchtwater bevestigd. Nu konden Tom en ik wél 100% achter de keuze voor een inleiding staan en zijn we dezelfde avond nog naar het ziekenhuis gegaan.

(Het verhaal gaat onder de foto verder)

Sandra mediteert

Overgave

Toen de weeën begonnen, begreep ik eindelijk waarvoor vruchtwater zo belangrijk was. Ons kindje kreeg het bij iedere wee benauwd, omdat de navelstreng steeds bekneld raakte: er was geen water meer als buffer om de druk op te vangen. Iedere wee was daarom extra spannend en de opluchting groot toen werd voorgesteld om over te gaan tot een keizersnede. Ik heb geen moment getwijfeld: dit was nú nodig om ons kindje gezond geboren te kunnen laten worden.

Een paar uur na de geboorte blikten Tom en ik terug: hadden we onverantwoorde keuzes gemaakt tijdens de zwangerschap? Hadden we ons toch vanaf het begin moeten laten begeleiden door het ziekenhuis? Nu was het goed gegaan, maar wat als het mis was gelopen? Hadden we dat onszelf ooit kunnen vergeven? Ook met de verschillende verpleegkundigen die in de twee dagen en nachten na de bevalling voor ons zorgden, voerden we hierover gesprekken. Hierdoor konden we steeds beter plaatsen en accepteren wat er was gebeurd.

We kwamen samen tot de conclusie dat onze keuze voor vertrouwen, in plaats van negen maanden spanning, nog steeds zwaarder woog. Dat we hiermee ons kindje, ondanks de keizersnede, de start hadden gegeven die we hem toewensten.

Dankzij mijn toegenomen vertrouwen in het leven accepteer ik dat je sommige dingen gewoon niet van tevoren kunt weten. Dat je je er alleen maar aan over kunt geven. En dat is, buiten ons kindje natuurlijk, geloof ik echt het geschenk van deze zwangerschap.

Heeft uw aandoening of beperking invloed (gehad) op belangrijke levenskeuzes zoals zwanger worden? Vul de vragenlijst in >