Nee, vaak klinkt dan de retorische vraag: is het glas halfleeg of halfvol?

Had ie maar optimistischer moeten zijn

De moraal achter die vraag laat zich raden. Als het leven tegenzit, kun je treuren over je verlies, maar je kunt ook blij zijn met wat je allemaal nog rest – drie keer raden wie zich het prettigst voelt. Ik word altijd een beetje kriegel van dat lesje. Allicht heeft een optimist het gemakkelijker dan een pessimist. Maar het is zo’n onnozele gedachte dat optimisme met een vingerknip op te roepen zou zijn. Bovendien schuilt er de suggestie achter dat de pessimist zijn ongeluk aan zichzelf te wijten heeft. Had-ie maar optimistischer moeten denken. Dat is minder onnozel, eerder malicieus.

Ik denk dat er pas ruimte ontstaat voor echte berusting, wanneer gevoelens van rouw en protest het volle pond hebben gehad. Acceptatie laat zich niet forceren, maar moet groeien op een bedje van vloeken en tranen en de scherven van het leven. Wie een narigheid heeft opgelopen waardoor hij moeilijk kan bewegen of chronisch pijn lijdt of korter zal leven, heeft het volste recht op verdriet en chagrijn. Het geeft geen pas, zo iemand het wenkend perspectief van de blije eikel voor te houden.

Deuken en schrammen

Het is eigenlijk verwonderlijk dat er niet méér wordt gescholden en gehuild in het openbaar. Zovéél mensen lopen deuken en schrammen op in hun bestaan, verwerken hun pijn in stilte en schuifelen maar weer manmoedig verder, met kruk, rollator of zuurstoffles, met ziekenhuispasje, thuishulp en PGB, met een pilletje voor dit en een poeder voor dat en een glaasje dat nu eens halfvol is en dan weer halfleeg.

Ik vul nog eens bij en toost op de gebutsten, gekrasten en gekrukten. Ad fundum!