Het zorgen voor anderen begon al vroeg in mijn leven. We hadden het thuis niet breed, dus ging ik als 10-jarige op pad voor kolen en om brood te vragen bij de bakker. Tijdens mijn eerste huwelijk was ik naast moeder eigenaresse van een tabakswinkel waar we ook snoep verkochten en had ik een luisterend oor voor de klanten, die hun dagelijkse zorgen met me deelden. Verder hadden zowel mijn moeder als schoonmoeder Alzheimer. Dat was een grote zorg voor ons gezin.
Herkenning
Na mijn echtscheiding kreeg ik een relatie met Kees. Ik kende hem al jaren, als partner van een goede vriendin die in dezelfde periode overleed als dat mijn man bij me wegging. Kees en ik hadden allebei veel verdriet en merkten dat we met elkaar voor het eerst weer echt konden lachen. We hebben samen heerlijke jaren gehad met veel mooie reizen en uitstapjes met vrienden en familie.
Na een hersenvliesontsteking begon Kees ineens dingen te vergeten. Hij raakte de weg kwijt tijdens het wandelen, herinnerde zich niet waarover we hadden gesproken en vergat de kraan open te draaien tijdens het douchen. Ik herkende deze eerste tekenen van dementie van mijn moeder en schoonmoeder. Een test bij de geriater bevestigde mijn vermoeden: Kees had Alzheimer en ons leven zou drastisch gaan veranderen.
Ander leven
We genoten nog wel samen, maar de zorg voor de dagelijkse dingen kwam steeds meer op mijn schouders. Ik paste mijn leven daarop aan. Voorheen tenniste ik twee keer per week en deed ik aan linedancen. Nu ging ik nog maar eens per week even snel naar de tennisbaan, zonder koffie achteraf. Alleen thuis blijven kon Kees niet meer, dus gingen we overal samen naartoe. Ik bereidde vrienden en familie erop voor dat bezoekjes ineens afgebroken konden worden, als het Kees teveel werd. Gelukkig kregen we veel steun en begrip.
Langzaam ging Kees achteruit en werd hij afhankelijker. Hij had hulp nodig bij het aan- en uitkleden, bij het douchen, bij het naar de wc gaan en op het laatst ook bij het eten. Hij werd angstig, kreeg huilbuien en paniekaanvallen. Zijn dag- en nachtritme viel weg: ’s nachts ging hij met meubels sjouwen omdat hij dacht dat we gingen verhuizen. Ook wilde hij vaak midden in de nacht ineens naar zijn voormalige ouderlijk huis, middenin de stad. We wandelden daar dan heen, dat gaf hem rust. Zelf deed ik alleen nauwelijks nog een oog dicht.
Zorgboerderij
Via de geriater kregen we een indicatie voor een casemanager. Zij kwam regelmatig op bezoek om de situatie thuis te beoordelen. Haar focus lag vooral op mij: hield ik het nog wel vol? Ik voelde veel steun vanuit haar – en later vanuit haar collega. Om mij als mantelzorger wat rust te geven, stelde ze voor dat Kees twee dagen per week naar een zorgboerderij zou gaan. De eerste keer dat het busje hem kwam halen, wilde Kees niet mee en sloot hij zich op in het toilet. Later die dag ging hij alsnog mee met een medewerkster die precies wist hoe ze hem moest benaderen: “Kees, ik heb koffie gezet, maar niemand wil hem opdrinken. Kom jij me helpen?”
Ik wist dat ze op de zorgboerderij lief voor hem waren, maar toch voelde het heel dubbel. Van de ene kant had ik nu ruimte voor afspraken buiten de deur of om het huishouden te doen. Van de andere kant voelde ik me onrustig, omdat ik Kees beloofd had om voor hem te zorgen en dit nu overliet aan een ander. Bovendien huilde Kees altijd bij thuiskomst, zo opgelucht was hij dan om mij weer te zien.
Verpleeghuis
De dag dat Kees naar een verpleeghuis ging, was de verschrikkelijkste uit mijn leven. Ik had hem liever thuisgehouden. Ik wilde alles zelf blijven doen en thuiszorg vond ik ook niet nodig. Na vele gesprekken met de huisarts, casemanager en WIJ Eindhoven was me duidelijk geworden dat de situatie kwetsbaar was. Als ik wegviel, zou er niemand voor Kees kunnen zorgen.
Uiteindelijk stemde ik ermee in om een zorgindicatie op te laten stellen. De medewerkster van het CIZ concludeerde vrijwel meteen dat Kees eraan toe was om opgenomen te worden. Kees en ik zijn samen bij verschillende huizen gaan kijken, totdat we een plek vonden waar de sfeer goed voelde.
In het begin kon ik de verzorging van Kees niet uit handen geven. Ik was gewend om hem iedere dag te douchen en knuffelde hem altijd bij het afdrogen. Dat vond hij fijn, hij gaf altijd knuffels en kusjes terug. Ik wist dat de verpleging veel minder tijd voor hem zou hebben. Op een gegeven moment stelden ze voor om het douchen toch van me over te nemen, zodat Kees eraan kon wennen. Langzaam hebben we daarnaartoe gewerkt, tot ik het goed vond.
Iedere dag ging ik van 10.00 tot 16.00 uur bij Kees op bezoek. Ik heb geen dag overgeslagen want ik kon hem niet missen. Kees en ik maakten samen wandelingen; eerst nog te voet en later met de rolstoel. Tijdens het middageten hielp ik mee. Ook de andere bewoners hadden veel met me op. Het was me niet te veel, heerlijk vond ik het.
Doorgaan
Na tien maanden in het verpleeghuis kreeg Kees een zwaar insult en ging hij ineens hard achteruit. Ik ben die nacht bij hem gebleven en zag toen hoe druk de twee nachtverpleegkundigen het hadden, met zestig bewoners. Na een week hebben de kinderen, kleinkinderen en ik rustig afscheid van Kees genomen en is hij overleden. Hij heeft hier thuis opgebaard gelegen, bij het raam met uitzicht op zijn volière.
Ik had het nooit van mezelf verwacht, maar ik praat nu tegen zijn foto. ‘s Ochtends begroet ik Kees en steek ik een kaarsje aan. Voordat ik ga slapen wens ik hem goedenacht. Het is niet iedere dag gemakkelijk, maar gelukkig heb ik een sterk karakter. Ik tennis nu weer vaker en maak tochten van 20 kilometer met onze wandelvrienden, net zoals Kees en ik vroeger deden.
Ook ga ik regelmatig op pad met vriendinnen of op bezoek bij de kinderen. Samen met de buurman van 92, die ook alleen is, kijk ik vaak darten en voetbal. Veel sociale dingen dus. De tuin bijhouden vind ik eigenlijk niet leuk, maar dat doe ik voor Kees.
Fotografie en interview: Tom van Limpt en Sandra Willemen