We zaten aan het ontbijt. Ik had al een boterham op, zij kwam net uit de douche. Haar kommetje havermout stond al klaar toen de telefoon ging. Het was de huisarts. Die wilde vragen hoe het met mijn vrouw ging, want haar plaspillen waren net opnieuw ingesteld. Vele jaren eerder had ze een lichte hartaanval gehad. Ze was nog steeds onder controle bij het ziekenhuis.

Ik gaf haar de telefoon aan en op hetzelfde moment viel ze van haar stoel op de grond. Ik heb haar nog twee keer zachtjes horen zuchten. Toen kwam er geen respons meer. De huisarts hing nog aan de lijn en vroeg wat er gebeurde. Ze kwam meteen.

Mijn vrouw en ik hadden afgesproken dat we gezien onze leeftijd niet meer gereanimeerd wilden worden. De huisarts bevestigde onze niet-reanimerenverklaring. Dat was wel heel pijnlijk.

Stil

Achteraf gezien hebben we er vrede mee. Mijn vrouw heeft geen ziekbed gehad of een periode van dementie. En andersom was het moeilijker geweest, als ik eerder was overleden. Want zij was veel minder mobiel.

We hebben een mooi leven gehad samen. Maar in het begin wist ik niet waar ik stond. Heel gek: als ik ’s avonds televisie zat te kijken of er gebeurde iets, dan wilde ik dat delen. Of even vragen wat zij ervan vond. En dan was er niemand.

We vertelden veel tegen elkaar, maar konden ook urenlang stil zijn. We deden allebei ons eigen ding. Zij binnen in huis en ik buiten in de tuin. Dat verliep altijd probleemloos. En voor we naar bed gingen namen we steevast een “slaapmutsje”.

(lees verder onder de foto)

Hulp in huis

Een jaar of vijf geleden kreeg ze steeds meer last van haar voeten. Ze kon de trap niet meer op. Onze schoonzoon heeft toen een aanbouw aan ons huis gezet, met badkamer en slaapkamer. Zo konden we hier toch blijven wonen.

We hadden al een huishoudelijke hulp, voor tweeënhalf uur in de week. Na het overlijden van mijn vrouw kwam de gemeente opnieuw langs. Om te kijken hoeveel hulp ik nodig had. Hun conclusie was dat ik tien minuten per week minder hulp kreeg. Ik kon wel wat meer zelf doen vonden ze. Stofzuigen bijvoorbeeld. Daarbij krijg ik alleen altijd last van mijn rug. Misschien maak ik niet helemaal de goede beweging.

De hulp wijst me erop als ik de planten binnen weer water moet geven. Dat deed mijn vrouw altijd. En ik moest leren om de was te doen. Soms twijfel ik nog op welke stand ik de wasmachine moet zetten. Strijken kon ik al, dat had ik in dienst geleerd. Toen moest ik alles keurig op een rijtje leggen, anders kreeg ik geen verlof. De hulp verschoont het bed en doet dan meteen het beddengoed in de wasmachine. Als het droog is, vraag ik mijn dochter om het mee op te vouwen. Want dat krijg ik zelf niet voor elkaar.

Keukenprins(es)

In het begin vroegen mijn kinderen natuurlijk vaak: ‘Kom je bij ons eten pap?’. Dat heb ik ook wel gedaan. Maar ik wilde ze niet tot last zijn. Dat ze iedere dag rekening zouden houden met wat ik lekker vind. Als ze het toevallig toch maken, ben ik graag van de partij. En als ze een keer teveel van iets maken, ben ik blij met de overdaad. Dan hoef ik er alleen nog maar rijst bij te maken of zo.

Ik heb het wel druk met het koken. Het is moeilijk om alles tegelijk klaar te hebben. Toen mijn vrouw nog leefde, stond ik er weleens bij als ze het eten klaarmaakte. Ook volgde ik toen al twee kookcursussen van acht lessen hier in het dorp. Maar daarbij leerde je alleen liflafjes maken. Niet gewoon aardappelen, groenten en vlees. Volgens mijn vrouw had ik er helemaal niks geleerd. Ik had er ook geen belangstelling voor.

Uien fruiten, een ei en een biefstuk bakken had ik zo onder de knie. Dat is nog steeds mijn specialiteit. Maar ik mis de variatie. Mijn vrouw was echt een keukenprinses. Ondanks haar zere voeten maakte ze iedere dag iets anders. Ze haalde overal haar recepten vandaan. Uit de krant, de supermarkt of van internet.

Administratie en sociale contacten

Dat mis ik ook: ze was handig met computers. Ik wist er niks van. In de tijd dat ik nog werkte, heb ik er maar één jaar mee te maken gehad. Het interesseerde me ook niet. Haar wel: ze had een iPad en mobieltje. Zij deed onze administratie en het internetbankieren.

Om haar te stangen zei ik weleens dat ze me niet de kans gaf om het te leren. Maar ik vond het wel makkelijk. Inmiddels ben ik zo ver dat ik zelf kan kijken wat er op mijn rekening staat. Overboekingen laat ik aan mijn kinderen over.

Mijn vrouw hield ook onze sociale contacten bij. Dat schiet er nu bij in. Ik kan niet alles bijhouden. Verder dan een praatje op straat komt het meestal niet. Maar ik ga regelmatig naar de wijngaard van mijn dochter. Meestal drinken we dan ook koffie. Mijn zoon en zijn vrouw komen iedere zondag en lopen door de week ook vaak bij me binnen, of ik bij hen. En ik ken de meeste buren. Dat scheelt ook veel.

Af en toe een zijstap

Sinds het overlijden van mijn vrouw loop ik met een stok. Ik merkte dat ik tijdens het wandelen soms ineens een beweging opzij maakte. Dat had ik vroeger nooit. Maar toen liepen we altijd samen. We gingen ook altijd samen naar de huisarts. Ik was er na haar dood niet meer geweest. Mijn uitgangspunt was: “Die dokter heeft het al druk genoeg. Als het niet nodig is, ga ik er niet naar toe.”

Na een half jaar leek het me toch wel goed om een keer binnen te lopen en me na te laten kijken. De huisarts heeft alle mogelijke onderzoeken gedaan en verwees me naar een neuroloog. Die zei dat ik gewoon moest doorgaan met leven zoals ik deed. Ook al maakte ik af en toe een zijstap.

Mensen in mijn omgeving kwamen met allerlei adviezen. Dat ik voor de dag moest komen, vooral niet thuis moest blijven zitten. Desnoods moest ik maar een rollator gebruiken. Maar dat doe ik niet: ik houd het bij mijn stok. Of bij twee nordic walking stokken. Ik ben wat eigenwijs.

Ik doe wel iedere vrijdag mee met stoelgym van de plaatselijke seniorenvereniging. En pasgeleden heb ik me laten overhalen om iedere week met een groepje te gaan wandelen. Ik ga wel mee, maar het is veel stilstaan en op bankjes zitten. Ik bepaal liever zelf de afstand en het tempo.

Tegen andere bijeenkomsten van de seniorenvereniging zeg ik vaak nee. Omdat ik er geen belangstelling voor heb. Of vanwege mijn hoorapparaat. Ik heb het al 25 jaar en ben eraan gewend. Maar in grotere gezelschappen kan ik gesprekken niet goed volgen, omdat ik alle achtergrondgeluiden ook hoor. Wel ga ik elke maand naar “Samen eten” van de vereniging.

(lees verder onder de foto)

Het vuur brandend houden

Ik heb mijn eigen bezigheden met de tuin rondom het huis. Alleen al de heg snoeien is een flinke klus. Verder maai ik ’s maandagsmiddags het gras bij het hotel van mijn kleinzoon. Soms assisteer ik bij het onkruid wieden. En ik ga iedere dag wandelen en fietsen.

Maar ik begin ’s ochtends met de krant. Afhankelijk van de activiteiten van die dag doe ik langer of korter over het lezen. Op de sportpagina kijk ik alleen naar de berichten over mijn favoriete voetbalclub.

Hout is mijn hobby. Vooral het kloven en stoken ervan. Het houdt me op de been in de winter. Want dan moet ik regelmatig een nieuw blok in de kachel gooien. Het moet niet een vlammetje van niks zijn. Het vuur moet flink branden.

Voorheen ging ik ’s avonds gerust nog een mand hout halen. Nu ben ik vaak moe, als ik aan het fornuis heb gestaan. Ik durf dan gerust mijn benen omhoog te leggen en een dutje te doen. Dat had de neuroloog wel gezegd: ik moest niet blijven doorhollen, zoals ik gewend was, maar op tijd rusten.