Op een vrijdag in maart 1999 – we zaten midden in de mondelinge tentamens - kreeg ik op school een hevige migraineaanval. Ik heb me naar huis laten brengen en voelde me in de loop van het weekend wat beter. Maandagochtend ging de wekker en viel ik bij het opstaan uit bed. Overeind komen lukte niet meer, steeds klapte ik met mijn gezicht op de bedrand. Ik had geen idee wat er aan de hand was, totdat ik ontdekte dat ik mijn linkerduim en -wijsvinger niet naar elkaar kon brengen. Toen wist ik: er is echt iets mis.

Ik kon onmogelijk van de trap afkomen en mobieltjes waren in die tijd nog niet zo in gebruik. Met een dekbed om me heen heb ik op de grond zitten wachten, tot een collega ’s middags polshoogte kwam nemen. Het was immers niets voor mij om zomaar thuis te blijven, zeker niet in de tentamentijd. Toen de ziekenauto me kwam ophalen, was het snel duidelijk: een herseninfarct, met uitval aan de linkerzijde van mijn lichaam als gevolg. Mijn gezicht stond scheef, ik kon niet lopen en had een vlakke stem.

Van school af

Na een paar maanden intern revalideren, mocht ik naar huis en op therapeutische basis gaan werken. Om te kijken of ik nog kon functioneren als docent, liet de directie mijn lessen observeren. Voor de praktische problemen die ik tegenkwam, verzon ik creatieve oplossingen. Ik kon bijvoorbeeld moeilijk losse blaadjes hanteren, dus liet ik voortaan een ringband rondgaan in de klas om proefwerken in te verzamelen.

Tot mijn grote spijt ben ik uiteindelijk toch 100% arbeidsongeschikt verklaard en ontslagen. Hiermee had ik meer moeite dan met het herseninfarct. Mijn hele sociale leven speelde zich destijds op school af. Ik werkte fulltime en had geen vrienden en kennissen in mijn woonplaats, waar ik niet was opgegroeid.

Op verzoek van een directielid startte ik op vrijwillige basis met het begeleiden van enkele internationale leerlingen die problemen hadden met de Nederlandse taal. Dat beviel zo goed, dat ik het ben blijven doen, tot op de dag van vandaag. Daarnaast ga ik sinds jaren iedere woensdag naar een alleenstaande moeder uit Ghana, om haar kinderen te helpen met rekenen en taal.

Ander lichaam

Na het infarct heb ik nooit meer hetzelfde lijf teruggekregen. Ik sjouw voortaan massa mee, vanwege mijn uitgevallen linkerkant. Lopen gaat niet soepel en als ik teveel meters maak, ervaar ik pijnprikkels in mijn linkervoet. Ter ondersteuning draag ik een beugel om mijn linkeronderbeen en om geen spierkracht te verliezen, train ik iedere week bij de fysiotherapeut.

Verder heb ik alles met mijn andere hand moeten leren doen, want ik ben van nature linkshandig. In de keuken gebruik ik speciale snijplankjes met pinnen, om de etenswaren op hun plek te houden. De meeste dingen in en rond het huis kan ik zelf, maar iets ingewikkelds als een dekbedhoes verschonen lukt me niet meer. Dat doet mijn huishoudelijke hulp, die ik overigens ook al inhuurde voordat ik het infarct kreeg.

Met mijn halfzijdige verlamming kwam ik de open trap in mijn huis niet meer op. Ik heb zelf bij de gemeente aangegeven dat ik wel wilde verhuizen en kreeg dit appartement aangeboden. Ik ben niet gescheiden, maar woon wel apart van mijn man. Eén keer per week doet hij mijn wekelijkse boodschappen. Als ik tussendoor zin heb in andere dingen, ga ik zelf naar de winkel. Ik woon in het centrum, dus alles is op loopafstand. Voor de langere afstanden gebruik ik een elektrische rolstoel of de auto - een automaat met stuurbekrachtiging, zodat ik de koppeling niet hoef in te trappen.

Het eerste half jaar na het infarct mocht ik niet rijden, daarna moest ik opnieuw lessen nemen. Tijdens mijn examen heb ik naar aanleiding van een straatnaambordje een middeleeuws verhaal zitten vertellen. Twee dingen tegelijkertijd doen, gaat dus nog wel, al is het rijden veel intensiever. Ik kan me minder goed concentreren, beweeg niet meer zo flexibel en mijn blik is verstard. Als ik een rotonde oprijd, houd ik de linkerkant extra in de gaten.

Nieuwe kijk

Officieel is de oorzaak nooit vastgesteld, maar ik ben bang dat mijn infarct het gevolg was van te hard werken. Reflecteren op de signalen die mijn lichaam geeft, is nooit mijn sterkste kant geweest: ik ga maar door en door. Nog steeds negeer ik regelmatig mijn grenzen, ook al weet ik dat ik er een prijs voor betaal. Ik wil nu eenmaal niets laten wat ik graag doe. Het liefst zou ik nog steeds meegaan met excursies van school, zoals de Romereis voor leerlingen die ik lange tijd mee organiseerde, of zelfstandig naar ons familiehuis in Italië rijden.

Sinds ik hersenletsel heb, is mijn hele wereld veranderd. Gelukkig kan ik nog steeds lezen en sinds een paar jaar zing ik met de buurvrouw in een koor. Om mijn stem weer te ontwikkelen, heb ik mezelf zangles cadeau gegeven. Bij de 17e-eeuwse Italiaanse liederen die we momenteel repeteren, komen er echt een aantal passies samen.

Hoewel ik officieel al met pensioen ben, wilde ik graag nog één jaar leerlingen begeleiden. Voor het eerst sinds mijn infarct doe ik dit niet tegen een vrijwilligersvergoeding, maar krijg ik ervoor betaald. Zo sluit ik mijn werkende bestaan positief af. Dat doe ik trouwens toch wel, want het één-op-één werken geeft veel voldoening. Ik merk nu hele andere dingen op, dan toen ik nog fulltime voor de klas stond. Van verschillende leerlingen hoor ik terug, dat mijn begeleiding echt het verschil voor ze heeft gemaakt.

Misschien had ik het wel nodig zo op mezelf teruggeworpen te worden en niet langer een bevoorrechte positie te hebben. Ik ben nu extra gemotiveerd mensen te helpen die niet mee kunnen komen. In die zin heeft mijn infarct zeker ook positieve effecten gehad!