In 2004 kreeg ik schildklierkanker. Ik voelde een bobbeltje in mijn hals en de huisarts verwees me naar een specialist. Mijn schildklier werd in twee delen verwijderd. Er bleven wel wat aangetaste schildkliercellen over. Deze werden behandeld met een radioactieve isotoop. De straling daarvan ging specifiek naar de kankercellen van de schildklier om deze te doden.

(Uit)val

Na een paar jaar bleek dat de behandeling niet was gelukt. Ik had een uitzaaiing in mijn longen. Er werd een taartpunt uit mijn longen gehaald. Daarna ging het weer een tijdje goed. Totdat ik last kreeg van mijn nek. Ik had last van uitvalsverschijnselen en viel van de trap.

Opnieuw werd ik onderzocht. De kanker bleek uitgezaaid in mijn bot, ter hoogte van de atlas en draaier. Daardoor was mijn nek erg verzwakt en moest hij worden vastgezet. Ik wist niet hoe ik uit die operatie zou komen. Daarom verkocht ik mijn eigen taxibedrijf dat ik toen had. Dat bleek een goede beslissing. Want ik raakte halfzijdig verlamd en ben nu afhankelijk van een rolstoel.

In de periode van de nekoperatie zou ik eigenlijk tot wethouder benoemd worden. De partij heeft nog drie maanden gewacht. Toen bleek dat ik me moest terugtrekken. In de media is destijds alleen mijn val van de trap benoemd. Natuurlijk speelde er meer, maar ik had niet zoveel behoefte om dat allemaal aan de grote klok te hangen. Tot dan toe had mijn ziekte namelijk weinig invloed gehad op mijn werk en andere activiteiten.

Thuis blijven wonen

Het behandelteam wilde me vanuit het ziekenhuis per se in een verpleeghuis plaatsen. Dat was het beste voor mij vonden ze. Ik vind dat ze dat niet voor je horen te bepalen. Ze zouden je alleen moeten adviseren.

Ik woonde (en woon) nog bij mijn moeder. Mijn vader is overleden toen ik 28 was. Daarna ben ik thuis gebleven. Niet omdat ik zo’n moederskindje ben. Of omdat mijn moeder mij niet kon missen. Mijn moeder heeft altijd haar eigen activiteiten gehad. En ik had een fulltime baan, werkte in de weekenden in loondienst als taxichauffeur en was actief in de plaatselijke politiek. Vaak was ik hele dagen en avonden weg.

Natuurlijk werd ik er weleens mee geplaagd dat ik nog thuis woonde. Vooral tijdens etentjes van de VVD en de gemeenteraad. Ik nam daar doodleuk mijn moeder mee naar toe. Op vragen om mij wat in verlegenheid te brengen, had ze altijd haar woordje klaar.

Nu zou ze mijn mantelzorger worden en was er thuiszorg nodig. Ik kan goed vooruitdenken, maar vanuit een ziekenhuisbed is het moeilijk om iets te regelen. Ik belde mijn zus en gaf aan hoe we in konden spelen op mogelijke bezwaren van het ziekenhuis. Zij regelde alles zo goed dat het behandelteam er niks meer tegenin kon brengen. De specialist merkte alleen nog op: “Je gaat naar huis en binnen drie maanden ben je overleden.” Ik antwoordde: “Als u niet begrijpt dat ik liever thuis doodga dan in een verpleeghuis, dan hebt u weinig van mensen begrepen.”

(lees verder onder de foto)

Zorg aan huis

Toen ik thuiskwam uit het ziekenhuis, zei mijn moeder: “Ik ga niet alles meer verbouwen.” Mijn bed staat daarom in de woonkamer. Soms moppert ze weleens, als de zorg rommel heeft gemaakt. “Ik woon hier ook nog,” zegt ze dan.

Ik kan zelf geen transfers meer maken, dus ben afhankelijk van een tillift en de zorg. ’s Ochtends word ik in bed gewassen. Vanwege corona kan dat nu niet. ’s Avonds krijg ik als laatste cliënt zorg, rond 22.00 uur. Dat is fijn, zo kan ik ’s avonds nog weg. Verder komt er drie keer per week fysio aan huis. Als mijn moeder overdag weggaat, legt ze eten voor me klaar in de keuken.

Naar activiteiten die op loopafstand zijn, ga ik zelf met de rolstoel. Binnen een rayon van 25 kilometer kan ik de regiotaxi bellen. Om wat verder het land in te kunnen, maak ik gebruik van Valysvervoer.

Politiek en sociaal actief

Overdag zit ik vaak aan de computer om artikelen te lezen en dingen te regelen.

Mijn grootste hobby is de VVD. Ik ben al sinds de jaren 70 lid en richtte begin jaren 80 de afdeling in onze gemeente mee op. In de loop van de jaren heb ik binnen de partij allerlei functies vervuld, vooral op het vlak van welzijn. Ik ging er 120 procent voor om ervoor te zorgen dat de buidel geld die we hiervoor kregen, ook daarvoor gebruikt werd. Bijvoorbeeld om de Wmo in onze gemeente ruimhartig in te vullen.

Vaak is er vooral aandacht voor hele rechtse VVD’ers. Als liberaal kun je juist ook heel sociaal zijn. Ik houd van gesprekken met allerlei soorten mensen. Ook met jongeren. In de tijd dat ik taxichauffeur was, heb ik veel van hen opgestoken. Ze vertelden me vaak dingen in het diepste vertrouwen.

De oud-burgemeester van ons dorp (deze trad af na een burn out en deelde eerder zijn verhaal, red.) komt om de week hier op bezoek. Dan filosoferen we samen en lossen we in een paar uur alle wereldproblemen op. Verder gaan mijn moeder en ik twee avonden per week naar mijn zussen. Ik ga regelmatig mee uit eten en vind het leuk om mijn verjaardag buiten de deur te vieren. Alles bij elkaar ben ik nog heel actief en heb ik veel contacten.

Moederliefde

Een paar jaar geleden heb ik een lintje gekregen. Eigenlijk had mijn moeder dat lintje verdiend. Of misschien wel twee. Als zij er niet was geweest, had ik nooit al deze dingen kunnen doen. Zij zorgde voor het raamwerk, heeft thuis altijd alles georganiseerd. Vaak kwam ik binnenvliegen en vertrok ik na het eten meteen weer. Dat moet je maar willen.

Dat ze nu mantelzorger is, vindt ze vanzelfsprekend. Toch cijfert ze zichzelf niet weg. Ze weet heel goed wat ze wil en doet geen dingen waar ze niet achter staat. Ze houdt bijvoorbeeld nog zelf de tuin bij. Toen ik laatst voorstelde om een tuinman in te schakelen, was het antwoord heel duidelijk nee. Inmiddels is ze 87. Ze is nog heel vitaal en helder van geest. Ze rijdt nog auto en sinds een tijdje ook elektrische scooter. Ze loopt wel wat moeilijker en heeft soms een krakje hier en daar.

Na de dood

Ik heb een vast geloof dat er iets is na de dood. Ik weet alleen niet wat. Als ik zelf kom te overlijden, blijft mijn moeder goed verzorgd achter. Als haar iets overkomt, moet ik naar een verpleeghuis. Gezien mijn handicap is het heel onwaarschijnlijk dat ik dan nog zelfstandig kan wonen. Of ik zou 24 uur per dag zorg moeten krijgen. Hoe dat in zijn werk gaat, moet ik nog uitzoeken. Ik heb daar op dit moment nog niet verder over doorgedacht.

Je zult me nooit horen klagen over mijn ziekte. Ik heb mijn situatie geaccepteerd en geen moment in de put gezeten. Als je veel moppert, blijven mensen weg. Natuurlijk is er weleens iets. Ik probeer dan oplossingsgericht te denken. Geen ‘ja maar’, gewoon een keuze maken. Achteraf weet je pas of het wel of niet goed was.