Armand: Ik ben opgegroeid in voormalig Nederlands-Indië. Dat was naar mijn gevoel het paradijs op aarde. De mensen gingen er heel vrij met elkaar om en het was er altijd zomer. We woonden in een prachtig huis met een tuin zo groot als een voetbalveld en hadden een baboe (dienstmeisje) die de mooiste verhalen vertelde. Ik vond het heel gewoon om zo te leven, pas later besefte ik hoe bijzonder het eigenlijk was.

Na de Tweede Wereldoorlog vertrok ons gezin vanwege de onveilige politieke situatie naar Nederland. Zonder mijn vader, want hij was overleden in een Japans interneringskamp. Ik was zestien en begon aan een nieuw leven. Om de oorlogservaringen te helpen verwerken, kreeg ons gezin regelmatig bezoek van stichting Pelita. Zelf heb ik ook shocktherapie gehad.

Na de HBS kreeg ik een baan in Amsterdam en later in Den Haag. Ik bezocht na mijn werk graag de liberale sociëteit, om met anderen van gedachten te wisselen. Uiteindelijk verhuisde ik naar een dorp in het zuiden van het land voor een baan als docent geschiedenis. Ik genoot erg van het contact met de leerlingen. Sommigen van hen komen nog steeds op bezoek als ze in de buurt zijn. Mijn kinderen heb ik alleen grootgebracht, omdat mijn vrouw helaas jong is overleden.

Verzorgingshuis

Inmiddels ben ik negentig en heb ik weer een ander soort leven. Toen ik nog in mijn eigen huis woonde, zwom ik iedere dag en ging ik er vaak op uit met mijn auto. Hoe ik in dit verzorgingshuis terechtgekomen ben en hoe lang ik hier nu woon, weet ik niet meer precies. Zelf denk ik dat het best mogelijk was geweest om in mijn eigen huis te blijven. Maar nu ik hier ben, pas ik me aan de realiteit aan en probeer ik er wat van te maken.

Wat ik hier mis is geestelijke verrijking. De gesprekken die ik voer zijn anders dan destijds op de sociëteit of op de school waar ik werkte. Ik heb vooral binnenshuis contact met het personeel en andere bewoners. Een paar ochtenden per week ga ik naar de dagbesteding, dat vind ik wel plezierig. Ook lees ik dagelijks de krant. Ik leer nog altijd bij.

(Het verhaal gaat onder de foto verder)

Armand leest de krant

Mijn taak op aarde is bijna voltooid. Het gaat goed met mijn kinderen, ik houd van hen en zij van mij. Ze hebben allebei een drukke baan en wonen een eind van me vandaan, maar ze bellen regelmatig: ‘Hoe gaat het met je pa?’. Het is fijn als ze je niet vergeten.

In de rouw

Iris: De laatste jaren dat mijn vader zelfstandig woonde, had hij al thuiszorg en at hij dagelijks in het restaurant van het plaatselijke verzorgingshuis. Daar ontstond een warme vriendschap met een man die hij elke avond na de maaltijd bezocht. Op een dag trof mijn vader een lege kamer aan: zijn vriend was ineens verhuisd naar een verpleegtehuis in Amsterdam, vlakbij zijn dochter.

Mijn vader bleef gebroken achter. Hij ging minder goed voor zichzelf zorgen en raakte in de war. Ik denk dat hij daarom niet meer zo goed weet hoe het destijds is gegaan. Voor hem was het misschien alsof hij op een ochtend zomaar in het verzorgingshuis wakker werd, maar daar ging toch wel een proces aan vooraf.

Huis en auto

Iris: Ik woonde destijds in Ierland en begon regelmatig telefoontjes en mails te krijgen van mijn vaders buren en vrienden die hun bezorgdheid over hem uitspraken. Hij liet het gas aanstaan, vergat waar hij zijn auto had geparkeerd en reed te hard met de auto door het dorp. Ook de thuiszorg gaf aan dat het niet goed ging. Mijn broer en ik vonden dat er iets moest gebeuren, maar zelf deed mijn vader er lacherig over. De huisarts vond het niet nodig dat mijn vader naar een verzorgingshuis ging: “Die man is gewoon in de rouw, daar moet hij doorheen.”

We namen mijn vader mee naar een geriater, die ons begreep en een indicatie gaf voor een verzorgingshuis. Binnen twee maanden kwam er een plekje vrij. We hebben nog in Den Haag gekeken naar een verzorgingshuis met veel Indische bewoners. Maar dat vond hij te eng, want daar kende hij de mensen niet.

(Het verhaal gaat onder de foto verder)

Armand's hoedjes

Verder ben ik met mijn vader naar een bevriende garagehouder gegaan, waar hij zijn autosleutels heeft ingeleverd – en daarmee ook, zo besefte ik pas achteraf, zijn autonomie. Hij heeft nog wel een fiets gekocht maar was flink overstuur van alle veranderingen.

Beschermen

Iris: Door het trauma dat mijn vader in de oorlog opliep, was hij erg gehecht aan zijn vaste gewoonten: die boden hem veiligheid. Nu was zijn routine overhoop gehaald en stond de wereld op zijn kop. Uiteindelijk vroeg hij zelf of hij niet wat sneller in het verzorgingshuis terecht kon.

Mijn broer en ik hebben samen zijn huis opgeruimd en zoveel mogelijk spulletjes meeverhuisd, zodat hij zich veilig zou voelen op zijn nieuwe plek. Ik had nooit verwacht dat het zo’n enorm aanpassingsproces zou zijn voor hem. Hij heeft het me erg kwalijk genomen. Ik had de afweging gemaakt dat hij daar veiliger zat. Ik kon zelf niet voor hem zorgen en wilde hem beschermen.

Dat hij ouder werd en meer hulp nodig had, vond mijn vader moeilijk te aanvaarden. Hij dacht dat het allemaal goed ging en zag niet dat het eigenlijk niet het geval was. Dat was het moeilijkste voor hem: om van de mensen om hem heen te horen dat ze zich zorgen maakten. Op zijn 83e klom hij nog met een mand vol natte was de vlizotrap op. Ik had al een paar keer gezegd dat ik dat eng vond: wat als hij zou vallen? Hij wuifde het weg, want hij deed dit al dertig jaar.

Op een gegeven moment heb ik het touwtje van de trap doorgeknipt, zodat hij niet meer naar zolder kon. Wat dat betreft ben ik echt een dochter van mijn vader en een product van zijn opvoeding, met bijna rigide maatregelen. Ik voelde me er wel schuldig over, maar ik wist niet wat ik anders moest doen. En het heeft geholpen, want hij is nooit gevallen.

Lees meer over verpleeghuiszorg >

Wilt u verhuizen voorkomen? Lees meer over hulp bij langer thuis wonen >

Hoe gaat het met uw zelfstandigheid thuis? Breng het in kaart met de vragenlijsten 'Mijn leefomgeving'