Ik ben altijd metselaar geweest en heb een paar jaar geleden nog eigenhandig het huis van mijn zoon mee verbouwd. In die periode merkte ik dat mijn conditie achteruitging. Ik was vaak moe en hoestte slijm op.

De huisarts dacht goed met me mee en vroeg een PET-scan voor me aan, maar het ziekenhuis vond dat er te weinig aanleiding was voor zo’n duur onderzoek  Bovendien had ik toenemende psychische klachten, die lange tijd als oorzaak van mijn moeheid werden gezien. Ik had voor het eerst sinds de jaren tachtig andere medicatie (antidepressiva) gekregen, waar ik niet goed op reageerde. Ik verloor mijn smaak, viel mede door een gebrek aan eetlust flink af en werd steeds zwaarmoediger.

Op een gegeven moment ben ik vanwege deze depressieve klachten zelfs een tijdje opgenomen bij de GGzE. Toch heb ik al die tijd gezegd: ‘ik voel wat ik voel en het is niet goed’. Achteraf bleek dat ik gelijk had: er zat inderdaad een tumor in mijn long. Het frustreert me dat ik niet eerder serieus genomen werd.

Onderzoek & operatie

Met kerst 2017 kreeg ik eindelijk de langverwachte PET-scan. Naast een tumor in mijn rechterlongkwab lichtten de lymfeklieren tussen de longen op: het leek wel alsof de kerstboom werd aangezet. Maar van een feestelijke stemming was natuurlijk geen sprake. Alles duidde op uitgezaaide longkanker, dus in gedachten zag ik mijn begrafenis al voor me. In de weken erna heb ik zelfs al een lijst met genodigden opgesteld.

Na twee zware operaties, waarbij de tumor en mijn aangetaste longkwab verwijderd werden, kreeg ik een interne bloeding die me bijna fataal werd. Ik heb echt de dood in ogen gekeken en dat heeft veel indruk op me gemaakt. De eerste dagen na deze ervaring durfde ik bijna niet te gaan slapen, uit angst dat ik niet meer wakker zou worden. Ook kreeg ik na de operaties last van hallucinaties (delier), waarschijnlijk door een combinatie van de narcose en de morfine. Het leek alsof mijn kamer in brand stond, alles 90 graden gedraaid was en ik zag pratende mensen in de wanddecoratie.

Het goede nieuws was dat er helemaal geen uitzaaiingen werden gevonden. Toen mijn vrouw en ik dat te horen kregen, wisten we niet of we moesten huilen of lachen – zo verbaasd waren we. Het leek wel een wonder. We gaan regelmatig op bedevaart, dus ik stelde meteen voor om na mijn herstel naar Lourdes te gaan en Onze Lieve Vrouw daar persoonlijk te bedanken. Vorige week hebben we dat gedaan.

Ook de artsen stonden voor een raadsel. Ik doe nu mee aan een wetenschappelijk onderzoek, waarbij gekeken wordt waarom scans soms onterecht de indruk wekken dat er sprake is van uitgezaaide kanker.

Verwerking

Ik zou blij moeten zijn, maar eerlijk gezegd heb ik er moeite mee om de draad van mijn leven weer op te pakken. Er is in korte tijd veel gebeurd wat moeilijk te verkroppen is. Ik moet het nog een plek geven en ook echt gaan geloven dat ik nu kankervrij ben. Nog steeds heb ik iedere nacht angstdromen over de dood en over begraven worden, dat ze me komen halen. Ik heb hier regelmatig gesprekken over met een psychiatrisch verpleegkundige en start binnenkort met therapie, om met deze angsten om te leren gaan.

Een paar jaar geleden gaf ik mijn leven een 8, inmiddels nog maar een 5. Dat komt vooral doordat ik lichamelijk minder kan en ik het moeilijk vind om dat te accepteren. Ik ben altijd graag mijn eigen gang gegaan, heb veel sociaal werk gedaan voor de kerk en voor verschillende verenigingen. Deze dingen heb ik de laatste jaren op moeten geven.

Ik heb geen rust in mijn lijf en kan me slecht concentreren. Waar ik wel goed mijn gedachten bij kan houden, is het werken in de moestuin. Ik ben er vrij kort na de operatie weer mee begonnen. Van de artsen moest ik twee keer per dag gaan wandelen, maar daarvan word ik snel moe. Door te tuinieren krijg ik toch wat beweging. Als ik mijn zelfgekweekte watermeloenen zie liggen, voel ik me goed. Op die momenten wil ik wel weer door. Op andere momenten denk ik: wat doe ik hier nog?

Vrijheid

Op de laatste dag van mijn opname bij de GGzE – nog voordat de kanker ontdekt was - werd me verteld dat ik een jaar lang niet mocht autorijden. Dat overviel me en ik vond het erg moeilijk. Fietsen durfde ik al een tijdje niet meer, dus was ik aangewezen op een scootmobiel. Ik heb er meteen één gekocht en ben blij dat ik dat gedaan heb: het geeft me een stuk vrijheid terug. Het liefst rijd ik naar de volkstuin, een natuurgebied of naar mijn ouderlijk huis aan de rand van het dorp. Van het kijken naar een mooie vlinder of vogel kan ik echt genieten. Wel ben ik nu meer afhankelijk van het weer. En in de bossen heb je geen stopcontact, dus ik kan maximaal 40 tot 50 kilometer rijden.

Ook bij bouwprojecten ga ik graag kijken, maar ik heb er moeite mee dat ik het zelf niet meer kan. Ik heb altijd keihard gewerkt en moet mijn nieuwe leven nu leren accepteren. Mensen zeggen weleens tegen me: ‘Ja Jan, je bent ook 76.’ Ik moet me erbij neerleggen: ik zal geen 18 meer worden. Mijn vrouw en ik zijn 53 jaar getrouwd, we hebben mooie jaren gehad en veel gereisd, ups maar ook  downs gehad. Dat hoort bij het leven: niet alles is te voorspellen, het kan weleens tegenzitten. Je weet nooit wat de dag brengt, dat is juist de verrassing en de uitdaging.

Fotografie en interview: Tom van Limpt en Sandra Willemen