In mijn jeugd – ik ben geboren in 1917 – was er nog maar weinig verkeer op straat. Ik herinner me hoe we met z’n tienen naast elkaar, pratend en zingend, over de weg naar school liepen. En ik weet nog precies welke families in het dorp er als eerste een auto kochten. Pas toen ik op mijn 31e trouwde, hadden we thuis ook een auto. Op een zondagavond, toen de kinderen in bed lagen, vroeg ik mijn man of hij me wilde leren rijden. We hebben samen geoefend op een zandpad.

Nauwelijks een maand later overleed mijn man plotseling. We waren toen pas negen jaar getrouwd. Sindsdien heb ik nooit meer zelf gereden, ik had geen zin meer om het te leren. Ik had er trouwens ook geen tijd voor met zes kinderen. Gelukkig heb ik altijd goed kunnen fietsen en dat doe ik nog steeds, bijvoorbeeld om boodschappen te doen. Ja, waarom niet? Zo blijf ik tenminste in beweging.

Zelf doen

Om de 14 dagen komt er een huishoudelijke hulp. Dat heeft mijn zoon een paar jaar geleden geregeld: ik hoefde niet meer te poetsen zei hij, dat was veel te veel werk. Ik zou het nog wel kunnen hoor. Het wordt hier ook niet zo vies, ik ben maar alleen en houd alles goed bij. Het bed verschonen en de was doe ik nog steeds zelf. Gelukkig heb ik altijd een wasmachine gehad, ook al in de jaren vijftig. Dat scheelde veel werk.

Eigenlijk ben ik altijd wel bezig. ’s Ochtends lees ik de krant, die kan ik niet missen. Vaak knip ik stukjes uit die me interessant lijken voor mijn oudste zoon. Omdat ik pas geleden aan mijn hand ben geopereerd, komt nu iedere ochtend de thuiszorg langs om de wond te verzorgen. Normaal gesproken komen ze alleen om ervoor te zorgen dat ik de medicijnen voor mijn bloeddruk inneem.

Ik heb een grote tuin die tegenwoordig wordt bijgehouden door de ex-vriend van een kleindochter, die hovenier is. Als hij komt maken we meteen een gezellig praatje. Zelf werk ik ook graag in de tuin. Vorige week heb ik aardappels gepoot, ik ga nog sla zaaien en boontjes zetten. Dat kan ik allemaal best. Een paar jaar geleden heb ik boven zelf de muren van de slaapkamer geschilderd.. Van de kinderen mocht ik niet meer op de keukentrap gaan staan, dus heb ik maar een stoel gebruikt.

Buitenshuis

Iedere week speel ik Rummikub met twee vrouwen uit het dorp, om beurten bij iemand thuis. Daar ga ik op de fiets heen. Als ik ga wandelen, neem ik mijn stokken (nordic walking, red.) mee, anders doen mijn benen pijn. Ik loop niet te ver meer, want ik moet ook nog terug! Meestal kom ik onderweg wel iemand tegen om even mee te praten en rust ik ondertussen uit.

Twee keer per week eet ik bij mijn zoon en zijn vriendin. Dat is wel heel fijn, zo hoef ik zelf geen eten te maken en dikwijls krijg ik ook nog wat mee. Na het eten kijken we samen tv, kletsen we een beetje en dan brengen ze me weer naar huis. Verder komt iedere donderdagavond een van mijn dochters eten, zij brengt ook vaak eten mee.

Niet alle kinderen wonen hier in de buurt. Ik heb altijd veel met de trein gereisd om ze te bezoeken. Dat zou ik nu niet meer durven. Tot een paar jaar geleden ging ik ook nog op vakantie, met de bus via de ouderenbond. Ik ben een paar keer naar Oostenrijk geweest en ook bij de grens met Rusland. Nu wandelen wat moeizamer gaan, doe ik dat niet meer.

Bezig blijven

Ik ben al vanaf mijn 41e weduwe en heb ook een dochter verloren die maar 33 is geworden. Toch heb ik een heel goed leven gehad. Op mijn 100e verjaardag kreeg ik een eigen bankje van de gemeente. Ik heb geen tips over hoe je zo oud kunt worden, het gaat vanzelf. De ene mens zal ouder worden dan de ander, dat is heel gewoon. Ik heb er niets aparts voor gedaan. Het helpt om bezig te blijven, maar dan moet het wel kunnen. Je weet zelf wel wat er gaat.

Ik ben weinig ziek geweest in mijn leven. Een paar jaar geleden ben ik een keer gevallen met de fiets. Toen heb ik een bed van de thuiszorg gekregen en een paar weken rust gehouden. Ik ben weleens vaker gevallen, maar ik breek nooit wat. Ook mijn geheugen werkt nog goed. Mijn zus, die ook 101 is geworden en vorig jaar is overleden, had wel wat last van dementie. Zij woonde de laatste jaren van haar leven in een verzorgingshuis. Ik hoop dat dat het voor mij niet nodig is, dat is niks voor mij!

Fotografie en interview: Tom van Limpt en Sandra Willemen