Gust: ‘Voordat we trouwden, had ik een goede baan bij een elektronica-concern. Mien werkte als dienstmeid bij een dokter. Nadat ik in dienst was geweest, wist ik één ding zeker: ik wilde niet meer terug naar mijn oude baan. We zijn toen samen gaan kijken wat er wel zou passen.

In 1968 begonnen we voor onszelf. Niet om veel geld te verdienen, maar wel om gelukkig te worden en vrijheid te hebben. We begonnen een bedrijf in tuinstoelkussens. In die tijd was schuimrubber een relatief nieuw product. Ik moest zelf machines bouwen om het te verwerken. Mien zat achter de naaimachine om de kussens te maken.’

Zelf weer opbouwen

Gust: ‘In 1974 brandde ons woonhuis en het bedrijf af. We waren alles kwijt, inclusief de schoolboeken van onze kinderen. We moesten helemaal opnieuw beginnen. Met niet meer dan een emmer en troffeltje heb ik toen het huis steen voor steen weer opgebouwd. Ik kreeg uitleg van een kennis en las boekjes van de ambachtsschool.

Daarna heb ik nog twee keer een huis voor ons gebouwd. Ik liet me onder andere inspireren door boeken van Rien Poortvliet. Daarvan leerde ik oude bouwtechnieken, waarbij ik de natuur als uitgangspunt nam. In de jaren negentig hebben we ons vorige huis laten splitsen, zodat onze kinderen er konden gaan wonen. Wij verhuisden toen naar onze huidige woning. Ook dat heb ik eigenhandig helemaal verbouwd.’

(Geen) hulp in de buurt

Gust: ‘Laatst hebben we een paar weken Oekraïense vluchtelingen hier in huis gehad. Zij voelden zich hier meteen helemaal thuis. In de jaren tachtig hebben we ook Poolse mensen opgevangen die uit het voormalige Oostblok waren gevlucht. We wonen in een sprookje. Als een kind een huis tekent, ziet het er zo uit. Veel mensen zeggen dat ze ook wel zo zouden willen wonen. Maar dan zonder het onderhoud van de tuin.’

Mien: ‘Ik zie de tuin bijhouden niet als werk. Ik vind het fijn om te doen en kom er helemaal van tot rust.’

Gust: ‘Eigenlijk willen we hier dus helemaal niet weg. Maar we moeten ook realistisch zijn. We horen nog niet tot de bejaarden, maar dat gaat wel komen.’

Mien: ‘Als er iets aan de hand is, is het fijn als er hulp in de buurt is. Twee jaar geleden kreeg Gust een herseninfarct. We wonen in het buitengebied en het was ’s avonds laat. En na zijn infarct kon hij een tijd helemaal niks. Ik moest hem helpen met wassen en aankleden. Tegelijkertijd hadden we onze kleinzoon in huis die even niet lekker in zijn vel zat. Dat was niet simpel.’

(lees verder onder de foto)

Creatief revalideren

Gust: ‘Vanwege de coronacrisis was er geen begeleiding bij het revalideren. Ik heb toen zelf een schema gemaakt op de kalender. Ik ging hier in de straat 250 kilometer lopen met de rollator. Vijf keer per dag op en neer, dat is 400 meter. Daarna heb ik 250 kilometer zonder rollator gelopen. Verder maakte ik een bok in de vorm van een motor. Daar ben ik 900 keer opgestapt. Toen ben ik met een klein motortje weer leren motorrijden. En nou ben ik weer gewoon de oude.

Ik moest wel even een drempel over om met een rollator te lopen. Want ik heb altijd met vrachtwagens en motors gereden. Maar het doel heiligt de middelen. Creatief ermee omgaan is de enige manier om er geestelijk niet aan onderdoor te gaan. Je moet een stipje op de horizon zetten. Er moet iets zijn. Een plan, een baken, een markeerpunt. Twintig jaar eerder had ik dat al ervaren, na een val vanaf acht meter hoogte in de fabriek. Daarbij had ik alle botten in mijn lijf gebroken. Ik stelde mezelf toen als doel om de Kennedymars en later de Vierdaagse te lopen. En ik ben 17 jaar te voet naar de fabriek gegaan.’

Woonplan voor de oude dag

Gust: ‘Na mijn infarct hebben we het plan opgevat op de grond van onze kinderen een woning te bouwen.’

Mien: ‘We kunnen maar vast iets klaar hebben staan. Anders belanden we straks nog in het verpleeghuis. Daar moet ik toch niet aan denken.’

Gust: ‘Ik heb zelf het ontwerp gemaakt. Het is gebaseerd op een zogenaamde nissenhut (een soort noodgebouw, red.) en ziet eruit als een halve cilinder. We willen er een sedemdak op maken. Zo’n gebouw heeft veel voordelen. Door de ronde vorm is de akoestiek goed. Dat is fijn voor oudere mensen, want die hebben vaak last van geluidsoverlast. Alles is gelijkvloers. Er is veel licht, de woning is zelfvoorzienend en de woning is verplaatsbaar. En het is relatief goedkoop te bouwen.’

Mien: ‘De gemeente keurt ons plan alleen niet goed, omdat het net buiten het bouwgebied valt. We mogen de woning wel in de tuin van onze kinderen zetten. Maar dat wil je toch niet, direct op de achterdeur van je kinderen zitten? Zeker niet als er eigenlijk heel veel ruimte is. We mogen wel in de Vlaamse veldschuur gaan wonen, die ook bij hun op het terrein staat. Maar daarin is heel weinig licht. We zouden hem helemaal moeten verbouwen. En dat vinden we zonde. Stel dat er iets met ons gebeurt, dan moet hij ook weer in originele staat worden teruggebracht. Dat kost handenvol geld. Terwijl de woning die we bedacht hadden, gewoon verplaatst kan worden.’

(lees verder onder de foto)

Helemaal om

Gust: ‘Bij ons is nooit iets standaard, maar altijd maatwerk. Dat geldt ook voor de motors die ik heb gereden. Ik heb ze altijd aangepast. We zijn samen met de motor naar Moskou gereden en ik reis er nog steeds regelmatig mee. We hebben een rijk leven gehad. Als zelfstandig ondernemers zijn we gewend om ons eigen lot in handen te nemen. Dat willen we ook graag aan het eind van ons leven.

Ik ben er heilig van overtuigd dat ons woonidee ook voor andere ouderen een oplossing zou kunnen zijn. Al zouden ze het gewoon maar proberen. Ik heb tegen de gemeente gezegd: gebruik het als pilot. Ik ben niet op geld uit. Ik wil gewoon laten zien wat er óók kan. Ze kunnen het rustig aan me overlaten. Ik heb al vaker gebouwd. Niet alleen huizen, maar ook fabrieken in Polen. Om mensen daar te helpen een bestaan op te bouwen.

We geven het nog niet op. Want het is toch een unieke kans. Als je vijftig jaar zo gewoond hebt als wij, dan moet je écht om. En je kunt je gedachten alleen maar recht krijgen als je 360 graden omdenkt.’