Tot en met mei van dit jaar heeft hij alles geregeld voor zijn komende dood en heeft hij gedaan wat hij nog graag wilde doen. Zoals samen met zijn ouders en twee zusjes chique uit eten, met zijn vader een weekje weg in Spanje met hotel en sportwagen en lekker nog een keer zwemmen in zee. Samen met zijn ouders heeft hij een mooie plaats op het kerkhof uitgezocht, de steen, de kist, de muziek, zijn mooie pak plus stropdas. Want hij werd niet meer beter.
Dat wist hij al vanaf begin dit jaar, maar wilde niet dat zijn familie verdriet zou hebben en hield het voor zijn oma in het duister. We deden nog fijne dingen samen en hij sprak er niet over. Dat bracht mij ruimte voor het houden van de hoop op een wonder. Hij lachte daar een beetje om en zolang hij daartoe in staat was, bleef hij bij mij langskomen en bleef hij slapen in de logeerkamer, wanneer hij uit was met zijn vrienden.
Zorgen om moeder
Wrang en bijzonder tegelijkertijd is de hoge leeftijd van zijn overgrootmoeder, mijn moeder. Moeder leeft haar dagelijkse leven in het zorgvolle huis in hartje Amsterdam-Oost, waar niet alles van een leien dakje gaat. Voor haar maak ik mij elke dag zorgen over de puntjes op de i: krijgt zij wat zij nodig heeft voor de stoelgang, haar drie stuks fruit op een dag, wordt haar haar regelmatig gewassen, hoe komt ze toch aan die grote blauwe bloeduitstortingen op haar armen en handen?
Ze is nu in een 'groove', noem ik dat, waarin zij vergeet dat zij er al drie jaar woont. En haar blijdschap als ze verneemt dat ze al een kamer heeft daar in dat leuke huis, waar de mensen zo lief en leuk zijn en om haar lachen, is zo hartverwarmend en troostend dat ook deze situatie haar goede humeur niet aantast. Soms is ze nog kristalhelder en moppert ze over haar vergeetachtigheid, maar dat is ze natuurlijk weer snel vergeten.
Door haar collega-bewoonsters word ik regelmatig bijgepraat over mijn moeder. Ook de gastvrouwen – een glanzend nieuwe functie daar – weten meer dan Zorg mij kan vertellen. In de koffieruimte met een grote tafel in het midden waaraan de vaste bewoonsters zitten (zoals bekend, zijn de vrouwen meestal in de meerderheid) schuif ik graag aan en heb het met de “meiden” waaronder mijn moeder over de stad, over kleding, over waar over ze vroeger woonden, waar ze gewerkt hebben, hoe mooi ze vroeger waren en waar hun kinderen zijn (of blijven, want er zijn er bij die nooit of bijna nooit bezoek krijgen).
Geen polderstrategie meer
Moeder blijkt pittig te reageren op lelijke opmerkingen van een andere vrouw. Net als mijn moeder is die vrouw in de 90, maar bezit nog wel een redelijk goed geheugen en reageert regelmatig ongeduldig op mijn moeder. Die stelt elke dag namelijk dezelfde vragen, en als ik er ben merk ik dat natuurlijk ook. Voor haar is dat broodnodige informatie; voor die dame in kwestie een bron van ergernis. Ze mogen dan ook niet meer naast elkaar aan de eettafel zitten om slaande ruzie te voorkomen.
Mijn moeder was altijd een van de grootste ambassadeurs van de polderstrategie. Geen ruzie, niks ‘actie ondernemen’, wat ik altijd doe à la de genen van mijn vader, maar wachten op een gunstig moment om te krijgen wat je nodig hebt. Dat was althans mijn moeder’s strategie in de tijd dat zij haar geheugen nog had en mijn vader nog leefde. Nu, zonder dat geheugen, is elk voorval er één zonder achtergrond en reageert zij daar primair op. Dat heeft stevige taal door de harrewarrende oude dames tot gevolg, die de aandacht van de zorgmedewerker weet te wekken.
Misschien dat die blauwe plekken met dat handgemeen te maken hebben. Als ik er naar vraag bij de zorg weet niemand ergens van. Want ze hebben geen tijd meer voor dit soort dingen, en dat snap ik ook wel maar toch…
Moeder was niet op de begrafenis van mijn kleinzoon Berend, want wij hebben haar niet verteld dat hij was overleden. Of er zich nog een keer een gelegenheid voordoet om dat wel te doen, betwijfel ik.
(het verhaal gaat onder de foto verder)
Thee, vis en kroeskrulletjes
Als ik in het zorgcentrum ben, zoals gisteren, dan zet ik vaak een pot van die lekkere thee die wij samen hebben gekocht op de ‘Roots Markt’ in het nabije park. Als ik dat memoreer, zegt ze: ”oh ja”, dus je weet maar nooit. We drinken dan met zijn allen een fruitig kopje thee dat ze allemaal veel lekkerder vinden dan die ‘zakjes-in-heet-water’-thee, die ze meestal drinken. Dan loop ik heen en weer en dan hoor ik haar tegen de anderen aan de tafel zeggen: “Kijk, dat is mijn dochter”. Dat is hartverwarmend en troostend!
Moeder zingt uit volle borst mee bij de plaatjes die er wekelijks worden gedraaid en laat zich het eten en ook de aanvullende harinkjes en kibbeling die ik soms meebreng, goed smaken. Als ik het aan haar vraag, zegt ze dat ze zich goed voelt. Haar haren hebben kroeskrulletjes gekregen en ik vraag mij af welke diversiteit zich ooit heeft afgespeeld in het verre verleden van mijn oma en haar oma en misschien daar wel weer de oma van.
Dansen in De Duif
Als ik naar huis fiets overvalt mij een melancholie die mij verdrietig stemt. Dansen en zingen is voor mij een goede remedie tegen dat zware gevoel. Daarom deed ik mee aan een dansproductie in De Duif, waar 42 jonge en oudere dansers, een kinderkoor en vier muzikanten (waaronder een zesjarige violiste) een dansfeest creëerden in het kader van Verlangen.
Elke dag brand ik een kaarsje voor mijn kleinzoon en repeteerde tot de voorstelling dagelijks de gezongen teksten op bekende muziek voor hem. Ik moet huilen maar dat is goed. Er moet meer gehuild worden, zei een bekende psychiater ooit. Dat geldt zeker voor mij, want het geeft nieuwe energie.
Foto's: David Tomaseti en Anastasia Dulgier
Meer lezen van Maria van der Kogel >