Ik legde mijn hoofd naast dat van Wim in een bed vol toeters en bellen. Ik liet mijn tranen de vrije loop en zei dat ik het allemaal niet meer wist. Bij een Wim die niets kon doen, vond ik troost.

Maanden later, Wim kon ondertussen weer praten, vertelde hij me hoe bepalend dat moment is geweest. “Op dat moment wist ik dat ik moest blijven leven want ik besefte me opeens: zij heeft me nodig.”

Ogenschijnlijk ben ik als lopende, gemakkelijk pratende partner van een man in rolstoel die moeilijk spreekt de sterkere partij. Maar hij is ook vaak juist degene die mij helpt. Die me af en toe aanzet tot actie voor dingen die wél moeten gebeuren maar waar mijn aandacht niet ligt. Hij kan mijn problemen in enkele woorden tot in de essentie samenvatten, waardoor de oplossing bijna vanzelf in mij naar boven komt. In feite is hij mijn grootste steun en toeverlaat.