Mijn man en ik trouwden midden in de oorlog en verloren onze weinige bezittingen toen het huis afbrandde waar we een kamer huurden. In de periode daarna bouwden we ons leven samen op en kregen we vijf kinderen. Op zijn 72e overleed mijn man tijdens een operatie aan zijn longen. Ik heb hier veel verdriet van gehad, maar ging niet zitten kniezen. Ik had het altijd druk met vrijwilligerswerk in de kerk. Wel moest ik even wennen als ik alleen thuiskwam en in het begin begon ik te huilen als de kinderen op bezoek kwamen. Dat vond ik vervelend, want ik wilde ze er niet mee belasten. Inmiddels ben ik al 27 jaar alleen, maar niet eenzaam. Ik heb 5 kinderen, 10 kleinkinderen en 18 achterkleinkinderen – nummer 19 is op komst – die allemaal nog op bezoek komen.

Eigen dorp

Voordat ik naar dit appartement verhuisde, woonde ik in een huis met een tuin van 40 meter diep. Dat vond ik heerlijk: ik heb groene vingers en kon alles nog zelf bijhouden. “Dat gaat straks niet meer moeder,” zeiden de kinderen. Ze wilden graag dat ik dichtbij de zorg zou wonen, want je kon nooit weten. Toen er in 1999 nieuwe aanleunwoningen gebouwd werden, schreef ik me daarvoor in en was ik als eerste aan de beurt. Ik koos een appartement met uitzicht op de bomen, de straat waar ik als kind al liep en de school waarop ik destijds zat.

Sinds 2016 staat het verzorgingshuis leeg en is mijn appartement dus geen aanleunwoning meer. Mijn kinderen stelden voor dat ik zou verhuizen naar een ander dorp waar nog wel zorgvoorzieningen zijn, maar dat zag ik niet zitten. Ik ben in dit dorp geboren en getogen en kan hier alles doen wat ik wil. Dat moet ik daar nog maar zien. Ik ben van mezelf wat terughoudend en loop niet zomaar bij iedereen binnen. Niet alleen het verzorgingshuis, maar ook de kerk in ons dorp is gesloten. Soms ga ik naar de mis in een ander dorp, maar die is op zondagochtend – en dan komen de kinderen.

Beetje hulp

Om de veertien dagen heb ik hulp in de huishouding. Ook dat was een wens van mijn kinderen, want ik poets graag – iedere dag een beetje. Voordat de hulp komt, neem ik zelf stof af in het keukentje, de wc en de slaapkamer. De vloer en de woonkamer laat ik aan haar over. Toen ik laatst in het ziekenhuis lag, zei ze: “Nu merk ik wel wat je nog zelf doet!”

Ik kan eigenlijk nog alles, al voel ik wel dat ik sneller moe word. Maar wat wil je als je 95 bent? In 2011 ben ik een keer gedotterd, vanwege een vernauwing van de kransslagader. Een paar weken geleden voelde ik weer pijn op mijn borst die naar mijn arm uitstraalde. Ik ben in rustig tempo met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht, want de pijn was al verdwenen nadat er spray onder mijn tong was gespoten (om de vaten te verwijden, red). Ik heb deze spray zelf ook in huis en had hem gebruikt, maar blijkbaar was de houdbaarheidsdatum verstreken en werkte hij niet meer.

Boodschappenwagen

Autorijden doe ik ook nog, al ga ik de snelweg niet meer op. Ik rijd binnen een omtrek van 15 kilometer op de provinciale wegen. Zo kan ik mijn dochter bezoeken, zelf naar het ziekenhuis gaan en boodschappen doen. Iedere vrijdag rijd ik met de overbuurvrouw en mijn schoonzus naar de markt een paar dorpen verderop. Mijn rijbewijs is dus ook voor andere mensen waardevol. Komende oktober heb ik het 50 jaar en in november moet het verlengd worden. Om te laten zien dat ik nog veilig en verantwoord kan rijden, moet ik eerst een rijtest bij het CBR afleggen. Ik twijfel of ik deze zal halen, hoewel ik vorig jaar nog een rijvaardigheidstraining voor senioren heb gevolgd. Mocht het rijden straks niet meer gaan, dan ga ik mijn kinderen daar niet mee lastigvallen. Ze halen me al op bij verjaardagen, dat is genoeg. Misschien kan ik wel wat regelen met mijn achterkleinzoon, die met een busje boodschappen bezorgt voor een supermarkt.

Koken doe ik niet meer, tenminste niet voor mezelf. Ik eet wel iedere dag groenten en rauwkost om gezond te blijven. Eén keer per week eet ik bij mijn dochter Ria en al sinds mijn man is overleden komt mijn kleinzoon William iedere donderdag hier eten. Dan kook ik wel en meteen voor twee dagen, ook voor hem. William komt ook iedere eerste dinsdag van de maand eten, samen met mijn kleindochter Lieke. Ze bieden altijd aan om de afwas te doen, maar ik heb liever dat ze wat langer blijven zitten dan dat ze me helpen. Uiteindelijk wassen ze trouwens toch af hoor. 

Bezig blijven

Ik leef zoals ik wil leven, al had ik liever nog op mezelf gewoond. Nu ik geen tuin meer heb, heb ik in het voorjaar niets meer te doen. Toch zijn de dagen zó om. Ik ga nog regelmatig mee met uitstapjes van onder andere de Zonnebloem, waarvoor ik vroeger vrijwilligerswerk deed. Eén keer per week kaart ik en op donderdagmiddag ga ik naar de activiteitenmiddag in het gemeenschapshuis, waarover ik voor een vorige blog geïnterviewd ben. Thuis besteed ik veel tijd aan handwerken en schrijven. Ik heb mijn levensverhaal opgeschreven en twintig jaar lang een dagboek bijgehouden, maar de laatste keer dat mijn schrift vol was, had ik er geen zin meer in. Nu schrijf ik vooral gedichtjes voor de kaarten die ik op de computer maak en zelf print. Ik heb geen internet maar sms wel met mijn kleinkinderen, ze vinden het leuk dat ik dat kan!

Toen ik een paar weken geleden 95 werd, heb ik bij al mijn kinderen een bloemetje met een gedichtje laten bezorgen, om ze te bedanken. Ze waren bang dat ik het einde voelde naderen, maar dat was niet zo: ik wilde het gewoon graag met een warm hart delen. Vaak gaan mijn gedichtjes over dankbaarheid voor het leven. Ik heb oud mogen worden, ben nog fit en geniet van de natuur. Vanuit mijn appartement heb ik uitzicht op prachtige bomen. Als die in de lente weer uitlopen, kom je zelf ook tot leven - al moet je natuurlijk wel een beetje meewerken.

Fotografie en interview: Tom van Limpt en Sandra Willemen